
“Ongeveer driekwart van alle consumenten wil wel meer betalen voor melk als de koeien in de wei kunnen grazen. Geen, althans bijna geen sterveling, vindt het oké dat een koe het hele jaar op stal staat”. Afzender van deze mededelingen is Milieudefensie. Daarom moeten supermarkten alleen nog weidemelk verkopen en op deze manier volledige weidegang stimuleren. Volledig betekent in dit geval 120 dagen per jaar minimaal 6 uur in de wei. Of jaarlijks minimaal 720 uur in de wei. Dat mag ook. De Nederlandse zuivelorganisatie meldt in een bericht van december dat bijna 80 % van de melkveebedrijven de koeien al – soms meer, soms minder – buiten laten lopen. Welke consument ziet door deze bomen nog het bos?
Het doet denken aan eind jaren 80 begin jaren 90 in de varkenshouderij. De varkens moesten scharrelen. De dierenwelzijnsorganisaties meldden in die jaren ook onderzoeksresultaten. Onomstotelijk zou zijn bewezen dat consumenten bereid waren meer te betalen voor het gescharrelde karbonaadje, speklapje of varkenshaasje. Het scharrelvarken van toen is zo goed als verdwenen. De meerprijs werd uiteindelijk niet betaald.
Varkensvlees met een Beter Leven kenmerk wordt nu de standaard. Afhankelijk van het aantal sterren brengt het voor varkenshouders een flinke investering met zich mee. Zeker niet alle consumenten betalen er in de praktijk voor. Met als gevolg dat slachterijen en varkenshouders er alles aan moeten doen om de meerkosten betaald te krijgen.
Bij het soort consumentenonderzoeken als van Milieudefensie baseren consumenten hun mening op emoties, op eigen interpretaties en eigen beelden. Het is immers zielig voor de koe of het varken als hij of zij altijd of vaak binnen moet blijven. Je vertelt tenslotte veel liever – en sociaal wenselijk – dat ook jij een dierenvriend bent en het beste voor hebt met het dier.
De kennis om het betere dierenwelzijn te onderbouwen ontbreekt echter volledig bij de meeste consumenten. Evenals de interesse om zich te verdiepen in het nut of de noodzaak van 6 uur per dag, 120 dagen of 720 uren buiten zijn. Het is de reden waarom diezelfde consument in de winkel – min of meer onbespied – kiest op basis van een ander, zwaarwegender argument: de prijs.
De vraag is wat de koe zelf wil. In het voorjaar is het fijn om naar buiten te gaan en het gematigde zonnetje te voelen en het jonge gras te eten. De blije huppelende koe lijkt logisch. In de zomer wordt het al wat kritischer. Dierenartsen zijn er duidelijk over. Een koe kan slecht tegen warmte en brandende zon en zoekt liever de schaduw en koelte van de stal. Ook dat is dierenwelzijn. In de herfst kan het guur, nat en koud zijn en heeft het gras veel van haar voedingswaarde verloren. Dan is het logisch dat koeien smachtend bij een hek staan te wachten in de hoop snel naar binnen te mogen. En in de winter is de stal in elk geval een warme omgeving waar het eten voor het oprapen ligt.
Jammer genoeg kunnen we de koe niet vragen wat haar eigen voorkeur heeft. Altijd binnen? Altijd buiten? Of een beetje van beide? En met hoeveel uur is het dier dan tevreden? Of is dat individueel bepaald? Bij mensen zie je die verschillen toch ook? Er zijn huismussen en buitenmensen.
Het is dus niet zo eenvoudig als de overtuigende uitslag van een consumentenonderzoek doet vermoeden. Hoe verleidelijk het misschien ook is, we moeten ons blijven richten op de feiten en niet op de aannames.
De zuivelketen wil meer weidegang stimuleren om te laten zien dat melkveehouders duurzaamheid en dierenwelzijn belangrijk vinden. Melkveehouders kijken naar de gezondheid, het welzijn van hun dieren èn of ze met hun bedrijf een boterham kunnen verdienen. Maatschappelijke groeperingen willen alle koeien in de wei. Consumenten kijken er graag naar want koeien in de wei hoort bij Nederland. Koeien in de wei betekent echter ook extra investeringen, een duurdere productie en dus ook duurdere melk. Het is echter de vraag of supermarkten en consumenten daarvoor uiteindelijk willen betalen.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.