
20 jaar geleden schreef Marc van der Lee, directeur van de Stichting Kwaliteitsbevordering Merkvlees (SKM) een regelmatige column in het Agrarisch Dagblad onder de noemer In de Keten.
Deze zomer publiceren we ze nog een keer. Onder het motto Terug in de toekomst.
26 oktober 1996
Schaalvergroting, volume, de laagste kostprijs, tweeploegendiensten, intensieve productie, wereldmarktprijzen. Losse Kreten. Tegen het decor van de liberale wereldhandel en GATT-afspraken lijkt dat de richting te zijn waar de Nederlandse vleessector naar toe moet. En we knikken lijdzaam ja.
Ik heb zo mijn twijfels bij de eenzijdige fixatie op bulk en nog grotere getallen. Eén ding is zeker. Tenzij we België annexeren of de Noordzee dempen, groeit Nederland niet. We hebben te maken met een natuurlijke beperking van onze mogelijkheden. Oneindige uitbreiding van productie wordt door deze grenzen een halt toegeroepen. En wie goed luistert naar het ministerie van LNV hoort in toenemende mate termen als extensivering en landschapsverfraaiing. Op Europees niveau heeft men zelfs bewust de stelling ingenomen dat voedselproductie in de eigen (Europese) regio niet meer nodig is.
Feit is dat we in West-Europa in relatieve welvaart leven. Dit betekent dat consumenten kunnen én willen kiezen. Het keuzemoment bepaalt de consument zelf. De keuze zèlf ook. Want de consumenten van vandaag is van alle markten thuis. Het betekent dat voedselproducenten op alle markten thuis moeten zijn. Dat houdt meer in dan volume en bulk.
Op alle markten thuis zijn, bepaalt de waarde van de Nederlandse vleessector. Zowel in de handel als in de samenleving. Als we als ‘waardeloos’ worden ervaren, wisselen handel en consument ons product en dus ons bestaansrecht in voor dat van de eerste de beste importeur. Dat voorkomen we alleen door ons te onderscheiden met meer dan volume en bulk. Want met de prijs wordt het lastig concurreren.
Een beetje rekenaar ontdekt al snel dat de Nederlandse sector op langere termijn niet kan concurreren met landen waar milieueisen nauwelijks een rol spelen. Of waar arbeid een fractie kost vergeleken met Nederland. En waar de samenleving nauwelijks eisen stelt aan dierenwelzijn. Hoe we het ook wenden of keren, de wedstrijd van pure bulkproductie en prijsconcurrentie zullen we op den lange duur niet kunnen winnen. En dat hoeft ook niet.
De Nederlandse vleessector heeft veel meer in haar mars dan het produceren van grote aantallen. Onze kennis, kunde, kracht en kwaliteit biedt ons alle mogelijkheden om te produceren op het hoogste niveau, specifiek afgestemd op afgebakende marktsegmenten. Dat kan in Nederland. Daarvoor hebben we zelfs geen Noordzee en België nodig.
Ik hoor de sceptici al zeggen: “Al die extra inspanningen voor kleine hoeveelheden leveren niets op. De consument is er onverschillig voor. Kwaliteit wordt toch niet betaald. Veel voor weinig, dat is ons beleid.”
Dat kan. Maar in de massatrein zit Nederland in de laatste wagon. Wij hoeven echter niet te verliezen bij productzekerheid, veiligheid, garanties en maatwerkproductie. Voor de grote groep consumenten die eisen stelt aan kwaliteit. De conclusie is duidelijk: we moeten af van de fixatie op getallen. Dat vraagt het lef om oude bekende volumepaden kritisch te bekijken en voorzichtig een nieuwe richting in te slaan.
Begrip me goed. Ik ben geen voorstander van louter kleinschalige productie in Nederland. Ik pleit voor een sector die het niet bij woorden laat, maar zich echt richt op de markt en niet alleen naar de getallen en productie.
De markt? Juist, de consumenten. Van wie sommigen graag confectie dragen en anderen een maatpak. Of die dat per dag willen wisselen. Bedrijven die alles in huis hebben, en elk marktsegment in principe kunnen en willen bedienen, hebben de beste troeven in handen. Mijn pak? Confectie op maat!
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.