
De toekomst van ons eten is een populair onderwerp. Overal wordt er over gesproken. Tijdens seminars en congressen, aan tafel, op scholen, op fora en social media, tussen wetenschappers, voedingstechnologen, journalisten, producenten en consumenten. Food is hot, food is in, food is trendy en over food blijven mensen van mening verschillen.
Tijdens een recente bijeenkomst schetsten sprekers de wereld van food, het vertrouwen, het wantrouwen en de verloren verbinding met de consument. Het ging over het wel en wee van E-nummers, over de pro’s en con’s van transparantie, de toegevoegde waarde en ga zo maar door.
Consumentenvertrouwen en het verlies of behoud ervan klonk door veel presentaties heen. Net zo goed als verantwoorde voeding en de voortrekkende rol van overheid en ngo’s.
De producten in de goody bag na afloop hadden verrassend veel dezelfde kenmerken. Allemaal waren het nieuwe, onbekende (vega)producten, allemaal met ‘toegevoegde waarde’ en allemaal ‘convenience’. Onwillekeurig roept dat de vraag op of dat toeval is. Waarom zou dat zijn? Waarom ontbreken in zo’n tas enkelvoudige producten?
Enkelvoudige producten hebben op het oog veel voordelen.
– Aan een enkelvoudig product hangt een lage(re) prijs dan aan een gemaksproduct. Dat is goed voor de consumentenportemonnee.
– Een enkelvoudig product bevat minder toevoegingen. Daar pleiten overheid en ngo’s voor.
– En een enkelvoudig product – vriend en vijand zijn het daar wel over eens – is een prima basis voor een evenwichtige voedzame maaltijd.
De andere kant van de medaille is dat je als keten vrijwel geen geld meer kunt verdienen aan enkelvoudige producten. Daarvoor is er in de loop van de jaren teveel druk op de inkoopketel gezet. ‘Added value’ moet daarom nu marges en de redding brengen.
Inmiddels is het doolhof een feit. De industrie bestaat bij de gratie van toegevoegde waarde en goedkope grondstoffen. Consumenten denken dat ze gemaksproducten willen of weten niet meer hoe ze zonder potjes of pakjes eten moeten maken. Convenience lijkt de heilige graal.
Tegelijkertijd vertrouwen consumenten de producenten niet meer (helemaal). Overheid en ngo’s pleiten voor gezond en minder additieven en ook de medische wereld ventileert luidkeels meningen. Primaire producenten krijgen onvoldoende vergoeding voor hun enkelvoudige producten. Geen enkele schakel in de productieketen is voor de volle 100% tevreden over de weg die wordt bewandeld. Waar is de uitgang?
Om de uitgang te vinden moeten we terug naar de toekomst. Oude, bekende structuren werken niet (meer). Of ze nu Ot en Sien of industriële productie heten. Het gaat om structureel anders. De vraag is alleen hoe. Wat zou er gebeuren wanneer in één supergemengd bedrijf alle schakels van de productieketen mede-eigenaar zijn, meewerken, meepraten en meekopen? Samen een eigen verdienmodel bouwen. Binnen een eigen lokale structuur op een eigentijdse manier in een netwerk samen voedingsmiddelen produceren. Primair op basis van de behoefte van dat netwerk. Een gemengde coöperatie, ‘gemengd lokaal’ en met de kennis en ervaring van de industrie. Die heb je nodig, want efficiëntie, zekerheid en veiligheid blijven noodzaak. De goody bag met toegevoegde waarde producten zou er in elk geval heel anders uit gaan zien. Terug naar de toekomst en weg van het toegevoegde waarde prijzencircus. Zou dat de weg naar de uitgang zijn?
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.