
Het is onrustig in agrarisch en food Nederland. Ondernemers zien zich geconfronteerd met allerlei maatregelen, onderzoeken en commissies. Iedereen is zoekende. Wat wil de Nederlandse overheid? Wat bedoelen we met voedselbeleid? Op basis waarvan moeten ondernemers keuzes maken? Bestuurders discussiëren. Indianenverhalen, speculatie, onzekerheid, talloze vragen en wantrouwen steken de kop op. Hoog tijd voor helderheid over de Nederlandse ‘voedselagenda’.
Voedselproducerende sectoren worden al heel veel jaren vrijwel continu geconfronteerd met tal van commissies, publicaties en plannen. Met vaak tot in detail vastgelegde en complexe regelgeving als gevolg. Of het nu gaat om doorlooptijden van vergunningen in de dierhouderij, generieke regelgeving voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen, het extra laten toetsen van nationale normen voor bemesting van gewassen door de Europese Commissie of over ingrediëntendeclaraties of houdbaarheidsdata op etiketten. Veel ondernemers hebben het gevoel dat ze worden “dwars gezeten” en worden bejegend alsof ze uitsluitend criminele bedoelingen zouden hebben.
Automatisch
Het is logisch dat de lage landen bij de zee met haar bijzondere samenstelling van zand- en kleigronden, het vele water en het gematigde klimaat met de verschillende seizoenen, zich ontwikkelden tot een hoogwaardig agrarisch paradijs. Na de voedselschaarste tijdens de grote wereldoorlogen was het algemene gevoel dat er nooit meer honger mocht zijn. Tegelijkertijd vond de verstedelijking plaats. De afzetmarkt lag om de hoek. Voedselproductie werd bijna automatisch een succes. Het buitenland kijkt nog steeds met diep respect en wellicht jaloezie naar de kennis, ervaring en prestaties. Maar in eigen land lijken overheid, politiek en publiek weinig oog en waardering meer te hebben voor de voedselproducenten.
Vragen, onzekerheid en wantrouwen
Anno 2016 lijkt een heldere visie op of doelstelling voor voedselbeleid te ontbreken. Althans, het valt niet af te leiden van activiteiten en maatregelen. Weliswaar is duurzaamheid vaak onderwerp van gesprek maar het is niet gemakkelijk om er een lijn in te ontdekken.
Vanuit welk perspectief kijkt de overheid naar voedselzekerheid? Vanuit Nederland, Europa of wellicht vanuit een globale visie? Het lijkt er op dat de voedselproducerende sectoren in Nederland niet meer hoeven te rekenen op veel sympathie of goodwill. De eisen worden op tal van terreinen opgeschroefd. De economische meerwaarde lijkt niet belangrijk meer. De functie van minister van Landbouw is al lang geleden veranderd in staatssecretaris. De minister van Volksgezondheid praat in tegenstelling daarop meer en meer over voedsel. Ze heeft het dan niet expliciet over Nederland of over de bijverschijnselen van het luxe leven dat in het verstedelijkte Nederland wordt geleid. Ze praat met Europese supermarkten over kwaliteitssystemen als (het wereldwijde) GlobalGap. In het verlengde hiervan lijkt het er op dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de NVWA, en de voedselproducerende sectoren onder de hoede van het ministerie van Volksgezondheid gaan vallen.
Van productie- naar consumptieland
De staatssecretaris van Economische Zaken kondigt een app aan waarin alle herkomstdata van alle ingrediënten te vinden moeten zijn. Dat lijkt een voorbode te zijn op het besluit van het Europese parlement om op bewerkte/samengestelde producten de herkomst van vlees en melk te vermelden. Het overgrote merendeel van de consumenten vraagt echter niet om deze informatie. Het instellen van een commissie van niet-deskundigen die voor de zoveelste keer moet gaan adviseren over de toekomst van de Nederlandse varkenshouderij lijkt een zoethouder en een manier om tijd te rekken. Dat zou mogelijk de weg vrij kunnen maken voor de omschakeling van productie- naar consumptieland en van export- naar importland. Het zou ook kunnen verklaren waarom vanuit allerlei instituten wordt gezegd dat Nederland vooral gidsland moet zijn als het gaat om de productie van voedingsmiddelen. De verstedelijkte lage landen met hun kennisvoorsprong omringd door een Europese schil waar het voedsel wordt geproduceerd. Het lijkt geen gekke gedachte maar vooralsnog is het – bij gebrek aan duidelijkheid – een van de indianenverhalen
Alles denkbaar
De discussie over het voedselbeleid, landbouwbeleid, voedingsbeleid en voedselveiligheid wordt er niet duidelijker op. De cruciale vraag blijft echter of de Rijksoverheid verantwoordelijk is voor voedselbeleid. En zo ja, wat houdt dat dan in. Gaat het bij voedselbeleid over voedselzekerheid, over betaalbaarheid en dus bereikbaarheid voor de eigen burgers? Of gaat het primair over de kwaliteit ervan. Over voedingsstoffen, veiligheid of effecten op de gezondheid? Waarom worden al die losse stappen, aangekondigde campagnes en plannetjes en maatregelen niet in een kader geplaatst. Is het een kwestie van niet weten of van niet durven? Alles is denkbaar. De overheid (al of niet via ingehuurde instituten of commissies) manifesteert zich op allerlei gebieden. Hoe fijn zou het zijn om dat alles in het grotere kader te kunnen plaatsen.
Stip aan de horizon
Een oud Chinees spreekwoord zegt dat ‘als je niet weet waar je naar toe wilt, het niet uitmaakt waar je uitkomt’. Dat gezegde lijkt van toepassing te zijn op het voedselbeleid in Nederland. Politici spelen het politieke spel, maatschappelijke groepen oefenen druk uit en commissies, campagnes en besluiten schieten alle kanten op. Met een steeds groter wantrouwen tot gevolg. Zeker bij de producenten die er voor moeten zorgen dat er voldoende, bereikbaar/betaalbaar, veilig en gezond voedsel wordt gemaakt om burgers te voeden.
Een heldere, afgebakende visie is een noodzakelijke stip aan de horizon. Nederlandse voedselproducenten kunnen en zullen dat gegarandeerd willen invullen.
Een heldere visie zou kunnen zijn dat de overheid de voorwaarden schept om voor de inwoners van het Nederlandse EU-land in tijden van vrede en oorlog voldoende voedsel beschikbaar te hebben. Dat dit voedsel betaalbaar en bereikbaar is voor alle burgers en dat het veilig is en de juiste samenstelling heeft om de bevolking gezond te houden. Kortom, voorwaarden scheppen voor de garantie dat kan worden voldaan aan de eerste trede van de Maslow piramide: het invullen van de organische en lichamelijke behoeften. De randvoorwaarden van de overheid zijn er dan niet voor aanvullende wensen of luxevarianten van (delen van) de samenleving. Burgers die dat wensen zijn zelf verantwoordelijk voor het realiseren ervan.
De visie van de overheid op voedselbeleid zou zich moeten baseren op twee pijlers. Het invullen van de eerste levensbehoefte (beschikbaar, bereikbaar, veilig en gezond voedsel) en zorgen voor economische waarde. Die economische waarde is noodzakelijk. Inwoners moeten immers de mogelijkheid hebben om voedsel te kunnen aanschaffen. Daarvoor is een zekere welvaart nodig en een stabiele economische structuur.
Outsourcen
Als het de visie van de Nederlandse overheid is om de voedselproductie in Europa te ‘outsourcen’ en de zekerheid op Europees niveau te garanderen, is het de hoogste tijd om dit uit te spreken. Vanaf dat moment kan er met elkaar worden gewerkt aan zaken als het borgen van voedselzekerheid wanneer onrust in andere landen, oorlogen of mislukte oogsten er invloed op hebben. Dan kan ook constructief worden gewerkt aan de andere criteria die voor consumerend Nederland moeten worden ingevuld. Met een heldere stip aan de horizon kunnen alle stakeholders zich concentreren op de toekomst. Kunnen tijdig keuzes worden gemaakt en financiële middelen verantwoord ingezet bij de herstructurering van sectoren en bedrijven. Alle betrokken partijen kunnen al polderend geweldige oplossingen vinden en Nederland blijft het gidsland waar politici, overheid en zelfs de permanente vertegenwoordiger van de FAO steevast hoog over opgeven.
Handen op elkaar
Voedselproducerende bedrijven in Nederland zijn zich bewust van hun taak en verantwoordelijkheid om te zorgen voor voedsel dat voldoet aan de gewenste criteria. Die reputatie is gevestigd in binnen- en buitenland. Nederland staat bekend om haar polderend vermogen. Het is hoog tijd dat de overheid klare wijn gaat schenken over haar voedselagenda, -beleid en visie. Met een helder en duidelijk voedselbeleid weten bedrijven waar ze aan toe zijn en kunnen ze de bakens verzetten voor een duurzame toekomst. In dit proces zal het zeker gaan wrijven en schuren. Maar met een helder perspectief komen de handen er wel voor op elkaar. Elk doel is beter dan geen of een onzichtbaar doel.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.