
In Nederland hebben we zo’n beetje alles tot onze beschikking en zelfs meer dan dat. Eten is al tientallen jaren in ruime mate voorhanden. In dit soort situaties wordt altijd de volgende uitdrukking van kracht: “Het bezit van de zaak, is het eind van het vermaak”. Een ontwikkeling die ook zichtbaar is bij levensmiddelen. Eerst was de inzet het simpelweg kúnnen kopen. Liefst niet te duur, want de middelen waren beperkt. Met de zich sterk ontwikkelende economie en een groter besteedbaar inkomen werden we welvarender. Kunnen kopen was het punt niet meer. We konden ons permitteren om eisen aan producten te stellen die verder gingen dan smaak en veiligheid.
Neem vlees. Eerst ging het alleen om smaak, betaalbaar en veiligheid. Toen diende dierenwelzijn zich aan, gevolgd door milieu, duurzaamheid en gezondheid. Het lijkt er nu op dat we met onze vleesconsumptie over de top zijn. Het luxe, hoog gewaardeerde artikel is verworden tot een commodity, een alledaags en niet langer “centre of the plate” product. De consumptie loopt langzaam terug. Niet zozeer omdat het aantal vegetariërs zo hard groeit. De teruggang komt vooral door consumenten die vlees een paar keer per week laten liggen. Ze worden flexitariër genoemd. Dat is eigenlijk vreemd, want het impliceert dat -dagelijks- vlees eten de norm en standaard zou zijn. En dat is het niet.
Inmiddels blijkt de groep consumenten die er voor kiest om een of meer dagen geen vlees te eten, nu een interessante doelgroep voor de vleesvervangende voedingsmiddelensector. Het aandeel en aanbod vleesvervangers -alleen de naam al- groeit als gras. Dat roept de waarom-vraag op.
Waarom moet vlees persé worden vervangen?
Waarom moet een vleesvervanger er uitzien als vlees?
Waarom krijgen plantaardige vleesvervangers vleesnamen?
Waarom wil de industrie vleesvervangers naar vlees laten smaken?
Waarom moeten er hulpstoffen worden toegevoegd om een vleesvervanger smaak te geven?
Waarom maakt niemand er een compleet nieuwe autonome productgroep van, zonder enige relatie met vlees?
Op dit moment is het (nog) niet mogelijk om een plantaardig product te maken met dezelfde sensorische kwaliteiten als vlees. Dat is een goede reden om die producten anders te profileren en te positioneren. Tenzij de echte reden is dat de industrie plantaardig als vleselijk wil aanbieden om het evenwicht op het bord in stand te houden. Dat is plantaardig en/of dierlijk voer voor psychologen…
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.